Een kant-en-klare borrelplank voor de vrijdagmiddag. Goed idee voor een onderneming, en vlakbij ligt toevallig een heel bedrijventerrein dat er vast wel gebruik van wil maken. Tot je er na weken voorbereiden en testen achterkomt dat de regels van de NVWA het vrijwel onmogelijk maken om zo’n plankje te verkopen. Een tegenslag, maar je herpakt je. Het plankje blijft overeind – je gaat de hapjes nu alleen op locatie klaarmaken. 

Wees flexibel. Dat is precies de les die de 39-jarige Mariolein van der Plas met haar stichting Jong Ondernemen aan jongeren wil meegeven. Want: 60 procent van de banen die schoolgaande kinderen in de toekomst zullen hebben, bestaat nu nog niet. Dus vindt Van der Plas het belangrijk dat ze leren hoe ze zich flexibel moeten opstellen – ook als ze in loondienst gaan. 

Jong Ondernemen is ontstaan vanuit een initiatief van ondernemingsorganisatie VNO-NCW en werd in de eerste jaren voornamelijk gefinancierd door subsidies. Nu is dat omgezet in financiële partnerschappen met bedrijven en een bijdrage van deelnemende scholen. 

Dinsdag spreekt Van der Plas met vijf jonge ondernemers op de Global Entrepreneurship Summit in Den Haag. De top sluit aan bij een trend: het aantal minderjarige ondernemers in Nederland neemt toe. In 2018 met ruim 30 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. In de afgelopen vijf jaar schreven zich zo’n 12.000 ondernemers onder de achttien jaar in bij de Kamer van Koophandel. 

Jong Ondernemen verzorgt lesprogramma’s van het basisonderwijs tot de universiteit. Hoewel de aanpak per leeftijdsgroep en niveau verschilt is het doel altijd hetzelfde: kinderen en jongeren ondernemende vaardigheden bijbrengen via ‘actief leren’. In plaats van theoretische opdrachten waarbij ze moeten bedenken hoe een product eruit zou kunnen zien, moeten ze het product ook daadwerkelijk in de markt zetten. 

Onder ondernemende vaardigheden verstaat de stichting onder meer creativiteit, samenwerken en met tegenslagen omgaan. Zelfredzaamheid. Vaardigheden die niet alleen horen bij zelfstandigen, maar ook bij werknemers die in de veranderende arbeidsmarkt steeds meer eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. 

Je hebt hiervoor vijf jaar bij Google gewerkt. Wat deed je besluiten om voor deze stichting te gaan werken? 

„Bij Google werkte ik voor het Europese programma voor de partnerschappen met het midden- en kleinbedrijf. Dat wil zeggen: Google verkoopt niet direct advertenties aan fysiotherapeuten of bakkers, maar dat gaat via partners. Die partners moest ik voor ze vinden, en helpen de partnerschappen tot een succes te maken. Ik kon lange tijd wel blij worden van het idee dat ik kleine bedrijven aan het helpen was, maar uiteindelijk miste ik toch de concrete impact. Bij deze studenten zie je direct wat zo’n programma ze brengt. Ik kan iets voor de maatschappij betekenen.” 

Jullie vroegste lespakket is voor leerlingen in groep vijf. Waarom moeten kinderen van 8 al leren ondernemen? 

„Het gaat er bij deze programma’s niet om dat kinderen op die leeftijd echt al commercieel bezig zijn, maar het gaat om het leren van vaardigheden die in het reguliere onderwijs soms onderbelicht blijven. Met het programma ‘vakantie-eiland’ gaan ze bijvoorbeeld met elkaar een eiland runnen. Hoe haal je mensen naar het eiland, hoe ga je om met flora en fauna? Ze leren samenwerken, om kansen te herkennen en te benutten.” 

Hoe zien de programma’s voor de oudere leerlingen eruit? 

„Voor de middelbare school hebben we Junior Company, en Student Company voor mbo en hbo. Jongeren gaan binnen een veilige omgeving een jaar lang aan de slag met een eigen bedrijfje. Het begint allemaal met een zelfonderzoek: wie ben je, wat vind je belangrijk? Vervolgens doen we een test waar een profiel uitkomt en vormen we op basis van die uitkomst teams van mensen met verschillende talenten en eigenschappen. 

„En dan gaan ze aan de slag. Een businessmodel maken, ze houden een aandeelhoudersvergadering met familie en vrienden. Ze ontwikkelen prototypes, en maken het financiële plaatje in orde: waar doen ze hun inkopen, hoe krijgen ze hun boekhouding kloppend? Het geeft niet als het project mislukt, want dan hebben ze ook heel veel geleerd. Maar we willen dat ze echt actief aan de slag gaan. 

„Aan het einde van het traject is er een afsluitend evenement. Maandag waren de finales voor Student Company, waar tien groepen studenten van het mbo en hbo het tegen elkaar opnamen.” 

Kijken scholieren anders naar ondernemen dan voorgaande generaties?

„Ja, dat denk ik wel. Ze zijn zich er heel bewust van dat ondernemen niet iets is wat je ‘even’ doet zodat je snel rijk wordt. Het valt me echt op dat jongeren heel erg naar hun eigen omgeving kijken, problemen die daar spelen, en dat ze die proberen op te lossen – dat vinden ze belangrijker dan het geld verdienen. 

„Sowieso hebben kinderen nu al op jonge leeftijd een behoorlijk besef van de veranderende maatschappij. Mijn 8-jarige dochtertje scandeert al ‘CO2, weg ermee’. Ze zijn zich er vaak bewust van dat ze later niet jarenlang bij hetzelfde bedrijf gaan werken en dat ze zich flexibel zullen moeten opstellen. En ze zien veel dingen die ze willen veranderen.” 

Zijn de scholen enthousiast? Leraren zijn over het algemeen niet geschoold in ondernemen. 

„Docenten worden er inderdaad niet voor opgeleid, maar we zien vaak dat scholen en docenten enthousiast zijn en het zich snel eigen maken. Het is leuk om te zien dat kinderen met vaardigheden die niet standaard worden getoetst, zoals creativiteit of samenwerken, ook een keer vooraan staan omdat ze bijvoorbeeld een prachtig logo ontwerpen of originele ideeën hebben. 

„Er zijn ook veel ondernemers die zich bij ons opgeven om als begeleider bij een project te helpen. Het is heel bijzonder hoe je zo’n groepje soms kunt zien transformeren. We hadden laatst een groepje meiden van het mbo. In het begin konden ze niet echt iets bedenken. Tot ze samen met hun begeleider, zelf succesvol onderneemster, het idee kregen om een tas te maken voor het bewaren van auto-onderdelen. Een paar maanden later zie je ze op een podium presenteren, en je herkent ze bijna niet meer terug. Zó enthousiast. Ze waren tot de finale in Praag gekomen, en ze hebben nu ook een samenwerking met Hyundai.” 

Hoe zorgen jullie dat het voor leerlingen niet bij plannen blijft, maar dat er ook echt prototypes komen? 

„We moedigen ze aan om partnerships aan te gaan. Probeer een netwerk op te bouwen, ga op zoek naar mensen of bedrijven die jou kunnen helpen. Dat is iets wat ze later ook nodig hebben. Zoals bijvoorbeeld het groepje van Sugarfam, zij ontwikkelden kleurrijke hoesjes voor draagbare insulinepompen. Die zijn daarna een samenwerking aangegaan met gezondheidsbedrijf Mediq.” 

Wat zou je het onderwijs willen meegeven als het gaat om ondernemen?

„We moeten op een andere manier naar werk en talent gaan kijken, ook in het onderwijs. Je wordt niet meer opgeleid om later voor een lange tijd een vastomlijnde baan te gaan doen. We hebben geen invloed op hoe de arbeidsmarkt er over een paar jaar precies uit gaat zien, maar we hebben wel invloed op de houding en de vaardigheden waarmee onze jongeren die arbeidsmarkt op gaan.”

Bron: Simoon Hermus (NRC, 3 juni 2019)

Referenties